editorial reviewed ; Par un arrêt du 7 mai 2021, la cour d’appel de Bruxelles a précisé le régime applicable aux captations de concerts destinées à être diffusées en ligne. D’une part, elle est revenue sur les conditions relatives à la présomption de cession des droits d’exploitation audiovisuelle de l’artiste-interprète et exécutant au producteur d’une œuvre audiovisuelle, prévue par l’article XI.206 du Code de droit économique. À cet égard, il est notamment requis que la captation constitue elle-même une œuvre originale. D’autre part, elle s’est penchée sur l’articulation de la théorie de l’abus de droit et de l’exercice des droits voisins. Si la possibilité théorique d’un abus de droits voisins est affirmée, la cour estime que les conditions d’un tel abus ne sont pas rencontrées en l’espèce. ; In een arrest van 7 mei 2021 heeft het Hof van Beroep van Brussel het stelsel verduidelijkt dat van toepassing is op opnames van concerten die bedoeld zijn om online te worden uitgezonden. Enerzijds keerde het Hof terug op de voorwaar- den met betrekking tot het vermoeden van overdracht van de audiovisuele exploitatierechten van de uitvoerende kunstenaar aan de producent van een audiovisueel werk, voorzien in art. XI.206 van het Wetboek van economisch recht. In dit verband is het met name vereist dat de opname zelf een origineel werk vormt. Anderzijds boog het Hof zich over de theorie van rechtsmisbruik en de uitoefening van naburige rechten. Hoewel de theoretische mogelijkheid van misbruik van naburige rechten wordt bevestigd, is het Hof van oordeel dat in deze zaak niet aan de voorwaarden voor dergelijk misbruik is voldaan.