Genetische beoordeling van potentiële bronpopulaties rugstreeppad voor herintroductie in Zwinstreek
Aan de Belgische Oostkust dateert de laatste waarneming van rugstreeppad ( Epidalea calamita ) uit 1988. De voorbije jaren gebeurden er in de Zwinstreek heel wat natuurinrichtingswerken die er het vroegere leefgebied van de rugstreeppad opnieuw hebben hersteld. Wil men echter in de Zwinstreek opnieuw een rugstreeppadpopulatie dan is dat enkel mogelijk door de soort te introduceren. Daarvoor moet eerst de geschikte bronpopulatie gevonden worden. Met behulp van microsatellieten onderzochten we aan de hand van larvenstalen de genetische conditie van de resterende populaties aan de Westkust. Op ba... Mehr ...
Aan de Belgische Oostkust dateert de laatste waarneming van rugstreeppad ( Epidalea calamita ) uit 1988. De voorbije jaren gebeurden er in de Zwinstreek heel wat natuurinrichtingswerken die er het vroegere leefgebied van de rugstreeppad opnieuw hebben hersteld. Wil men echter in de Zwinstreek opnieuw een rugstreeppadpopulatie dan is dat enkel mogelijk door de soort te introduceren. Daarvoor moet eerst de geschikte bronpopulatie gevonden worden. Met behulp van microsatellieten onderzochten we aan de hand van larvenstalen de genetische conditie van de resterende populaties aan de Westkust. Op basis van de analyse van de genetische structuur en van migratie lijken er drie verschillende subpopulaties te bestaan, verdeeld volgens de locaties Noordduinen in combinatie met Oosthoek, Ter Yde en Westhoek. Hun genetische variatie (heterozygositeit) ligt grotendeels binnen de verwachtingen binnen Europese context. Enkel Noordduinen-Oosthoek heeft een iets lagere genetische diversiteit. De effectieve populatiegroottes (eerder effectief aantal ouders) zijn eerder klein en dan vooral in Noordduinen-Oosthoek. We kunnen spreken van een meta-populatie, of toch gedeeltelijk aangezien niet alle naburige subpopulaties bemonsterd werden, maar migratie gebeurt zeer asymmetrisch. Er is vermoedelijk genenuitwisseling van Westhoek naar Ter Yde en in mindere mate vanuit deze beide subpopulaties naar Noordduinen-Oosthoek. Deze laatste subspopulatie lijkt dan ook het minst geschikt om als bronpopulatie te fungeren. De Westhoekpopulatie lijkt hiervoor de beste keuze, maar we opteren ervoor om eerder een mix uit de drie subpopulaties te nemen als startpopulatie voor de herintroductie. De genetische variatie van de startpopulatie wordt op die manier gemaximaliseerd wat een betere kans op slagen zal opleveren. Proportioneel zouden het minst aantal individuen uit de Noordduinen-Oosthoek moeten genomen worden, om de druk op deze populatie te minimaliseren. Verdere richtlijnen worden in dit rapport kort besproken.