Pluricentrisme in de praktijk. Naar een methode voor de codificatie van grammaticale verschillen tussen Belgisch Nederlands en Nederlands Nederlands.
In dit proefschrift ontwerpen we een wetenschappelijk betrouwbare en praktisch toepasbare methode om nationale variatie in de grammatica van het Standaardnederlands te onderzoeken en te beschrijven in een referentiegrammatica. De aanleiding is de lopende herziening van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), de belangrijkste referentiegrammatica van het Nederlands voor een breed publiek. Een van de doelen van het herzieningsproject is namelijk om de pluricentrische visie op het Nederlands te implementeren, i.e. de visie dat er meerdere nationale standaardvariëteiten van het Nederlands zijn.... Mehr ...
Verfasser: | |
---|---|
Dokumenttyp: | dissertation |
Erscheinungsdatum: | 2024 |
Schlagwörter: | Languages and Literatures / pluricentrisme / Nederlands / grammatica / corpuslinguïstiek / geografische variatie |
Sprache: | Niederländisch |
Permalink: | https://search.fid-benelux.de/Record/base-29548809 |
Datenquelle: | BASE; Originalkatalog |
Powered By: | BASE |
Link(s) : | https://biblio.ugent.be/publication/01HVVFBMHP0ZT3JDWGMC20MDZW |
In dit proefschrift ontwerpen we een wetenschappelijk betrouwbare en praktisch toepasbare methode om nationale variatie in de grammatica van het Standaardnederlands te onderzoeken en te beschrijven in een referentiegrammatica. De aanleiding is de lopende herziening van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), de belangrijkste referentiegrammatica van het Nederlands voor een breed publiek. Een van de doelen van het herzieningsproject is namelijk om de pluricentrische visie op het Nederlands te implementeren, i.e. de visie dat er meerdere nationale standaardvariëteiten van het Nederlands zijn. De Taalunie onderscheidt bijvoorbeeld Belgisch Nederlands (BN), Nederlands Nederlands (NN) en Surinaams Nederlands (SN). In zo’n pluricentrische ANS moeten grammaticale verschillen tussen de nationale standaardvariëteiten beschreven worden. Om tot zo’n onderzoeks- en beschrijvingsmethode te komen, reflecteren we op basis van literatuurstudie over vragen (1)-(5). We beperken ons daarbij tot BN en NN, aangezien er te weinig voorstudies zijn over SN. (1) Op welk geografisch niveau beschrijf je diatopische variatie in de standaardtaal: moet er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met verschillen onder het nationale niveau? (2) Op basis van welk type data kan de diatopische variatie het beste beschreven worden: productiedata, evaluatiedata of een combinatie van beide? (3) Welke productiedata zijn representatief voor standaardtaal? (4) Met welke methodes meet je diatopische variatie in productiedata? (5) Hoe vertaal je productiedata naar een beschrijving in een referentiegrammatica? Op basis van die literatuurstudie beargumenteren we bij (1) dat het gerechtvaardigd is om diatopische variatie op nationaal niveau te beschrijven. Bij (2) besluiten we dat evaluatiedata minder geschikt zijn bij onderzoek naar een groot aantal grammaticale verschijnselen, zodat we ons bij (3)-(5) toespitsen op productiedata. Bij (3) laten we zien dat krantentaal het beste bruikbaar is om standaardtaal te beschrijven, hoewel het genre een aantal ...