De wisselende betekenis van de Richtlijn oneerlijke bedingen in de Nederlandse rechtspraak:een drieluik

Dit artikel betreft de wijze waarop de Nederlandse rechter tussen sinds 1995 (t/m 2006) is omgegaan met de richtlijn oneerlijke bedingen en de bijbehorende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG). De Europese inhoudstoets (artikel 3 richtlijn) heeft weinig impact gehad op de Nederlandse rechtspraak. Door de inhoudelijke overeenstemming tussen beide normen is van “ruis” geen sprake. De invloed van de Europese lijst op de rechtspraak is in de praktijk relatief groot. Aan de constatering dat bedingen op de Europese lijst en niet op de Nederlandse lijst staa... Mehr ...

Verfasser: Pavillon, C.M.D.S.
Dokumenttyp: Artikel
Erscheinungsdatum: 2006
Reihe/Periodikum: Pavillon , C M D S 2006 , ' De wisselende betekenis van de Richtlijn oneerlijke bedingen in de Nederlandse rechtspraak : een drieluik ' , Vermogensrechtelijke annotaties , vol. 2 , pp. 25-70 .
Schlagwörter: Rechtspraktijk / Nederland / Consumentenbescherming / Privaatrecht / Harmonisatie / Europees recht / consumentenrecht / richtlijnen / 86.67
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-29129775
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://hdl.handle.net/11370/6c4a98e1-0437-4a61-8ad0-8b859747d1e5

Dit artikel betreft de wijze waarop de Nederlandse rechter tussen sinds 1995 (t/m 2006) is omgegaan met de richtlijn oneerlijke bedingen en de bijbehorende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (HvJ EG). De Europese inhoudstoets (artikel 3 richtlijn) heeft weinig impact gehad op de Nederlandse rechtspraak. Door de inhoudelijke overeenstemming tussen beide normen is van “ruis” geen sprake. De invloed van de Europese lijst op de rechtspraak is in de praktijk relatief groot. Aan de constatering dat bedingen op de Europese lijst en niet op de Nederlandse lijst staan, hoeven voor wat betreft de juiste omzetting van de richtlijn geen gevolgen te worden verbonden. Er blijkt echter een zeker argumentatief effect uit te gaan van de plaatsing van een niet in de Nederlandse lijsten voorkomend beding op de Europese lijst. En dit effect wordt terecht benut door de rechter. De uitlegregel uit artikel 5 en de bevoegdheid tot ambtshalve toetsing, voortvloeiende uit artikelen 6 en 7 richltijn zouden, zo werd verwacht, vanwege hun vernieuwende en indringende karakter, de grootste invloed krijgen op de rechtspraak. Tevens zouden zij de twee grootste knelpunten vormen voor wat betreft de mogelijkheid tot de interpretatie van het BW in conformiteit met de richtlijn. De betekenis in de rechtspraak van de uitlegregel is echter beduidend kleiner dan dat van de door het HvJ EG toegekende bevoegdheid tot ambtshalve toetsing. Waar de uitlegregel maar niet onder het juk van Haviltex vandaan lijkt te komen en op verzet stuit, blijkt de rechter juist zeer ontvankelijk voor bovengenoemde bevoegdheid. Zowel bij de ambtshalve toetsing als bij het ontlenen van argumenten aan de Europese lijst wordt soms rechtstreekse werking aan de richtlijn toegekend. De inhoudelijke overeenstemming tussen de Nederlandse en de Europese toets en de Océano-uitspraak kunnen de ontstane verwarring ten opzichte van het juiste doorwerkingsmechanisme goed verklaren. Omdat de richtlijn correct is omgezet levert het toekennen van ...