Successful community living:a 'UTOPIA'? A survey of people with severe mental illness in Dutch Regional Institutes for Residential Care

De UTOPIA studie onderzoekt de Nederlandse deïnstitutionalisatie aan de hand van ontwikkelingen binnen Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBWs). In hoofdstuk twee bespreken we de overeenkomsten tussen Europese residentiële populaties, ondanks verschillende deïnstitutionalisatie processen. In hoofdstuk drie gaan we nader in op de overeenkomsten tussen beschermd wonen (BW)- en begeleid zelfstandig wonen (BZW) cliënten in Nederland en Engeland. Het lijkt erop dat een groot deel van de residentiele cliënten zou kunnen overstappen naar een zelfstandige woonsituatie. Dit is een belangrijk... Mehr ...

Verfasser: Heer-Wunderink, Charlotte de
Dokumenttyp: Buch
Erscheinungsdatum: 2012
Verlag/Hrsg.: s.n.
Schlagwörter: Nederland / 4.660 Italièe / 4.240 Engeland / Proefschriften (vorm) / Inclusief onderwijs / Psychiatrische patièenten / Begeleiding / Begeleid wonen / Beschermende woonvormen / psychiatrie / psychopathologie
Sprache: Englisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-29029158
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://hdl.handle.net/11370/ef18a044-aafb-4994-a374-8ae4b6dcc14e

De UTOPIA studie onderzoekt de Nederlandse deïnstitutionalisatie aan de hand van ontwikkelingen binnen Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBWs). In hoofdstuk twee bespreken we de overeenkomsten tussen Europese residentiële populaties, ondanks verschillende deïnstitutionalisatie processen. In hoofdstuk drie gaan we nader in op de overeenkomsten tussen beschermd wonen (BW)- en begeleid zelfstandig wonen (BZW) cliënten in Nederland en Engeland. Het lijkt erop dat een groot deel van de residentiele cliënten zou kunnen overstappen naar een zelfstandige woonsituatie. Dit is een belangrijke bevinding, omdat RIBW’s vanwege bezuinigingen worden gedwongen hun residentiële populatie te heroverwegen. Hoofdstuk vier behandelt het relatieve succes van RIBW’s bij het vergoten van de maatschappelijke participatie van hun cliënten. RIBW ondersteuning lijkt echter nog wel veel nadruk te leggen op ‘iets te doen hebben’, in plaats van op werk. BZW-cliënten zijn beter maatschappelijk geïntegreerd dan BW-cliënten. In hoofdstuk vijf richten we ons op de integratie van rehabilitatie principes in de begeleidingsplannen van de RIBW. Deze principes zijn behoorlijk goed verweven in de plannen, hoewel dit weinig gevolgen heeft voor de onvervulde zorgbehoeften van cliënten. In hoofdstuk zes onderzoeken we de begeleidingsrelatie, wat een middel lijkt te zijn om onvervulde zorgbehoeften te verminderen. In het BW lijkt een goede begeleidingsrelatie ook bij te dragen aan de consensus tussen cliënten en begeleiders over waar de begeleiding zich op zou moeten richten. Tenslotte worden implicaties voor toekomstig onderzoek besproken. Er is behoefte aan Europees onderzoek dat zich richt op (de effecten van) herstel georiënteerde woonzorg, gebruikmakend van internationale dataverzameling- en monitor methodes.