Onder het mom van satire. Laster, spot en ironie in Nederland, 1780-1800

Satire is een ongrijpbaar fenomeen. Satirische teksten en cartoons onttrekken zich gedurig aan eenduidige interpretaties en weten ernst en vrolijkheid op een vernuftige manier door elkaar te mengen. Dit proefschrift brengt de werking van dit ongrijpbare verschijnsel nader in kaart, specifiek binnen de context van de roerige laatste decennia van de achttiende eeuw: de Patriottentijd (1780-1787) en de Bataafse Tijd (1795-1806). Centraal staan twee casussen uit het domein van de periodieke opiniepers: een reeks 'toverlantaarns' en 'rarekieks' uit de jaren 1782-1783, blamerende pamfletten en tijds... Mehr ...

Verfasser: I.B. Nieuwenhuis
Dokumenttyp: PhD thesis
Erscheinungsdatum: 2014
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-28720742
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : http://hdl.handle.net/11245/1.404302

Satire is een ongrijpbaar fenomeen. Satirische teksten en cartoons onttrekken zich gedurig aan eenduidige interpretaties en weten ernst en vrolijkheid op een vernuftige manier door elkaar te mengen. Dit proefschrift brengt de werking van dit ongrijpbare verschijnsel nader in kaart, specifiek binnen de context van de roerige laatste decennia van de achttiende eeuw: de Patriottentijd (1780-1787) en de Bataafse Tijd (1795-1806). Centraal staan twee casussen uit het domein van de periodieke opiniepers: een reeks 'toverlantaarns' en 'rarekieks' uit de jaren 1782-1783, blamerende pamfletten en tijdschriften die deel uitmaken van de toenmalige strijd tussen patriotten en orangisten, en de almanak-pastiche De Lantaarn (1792-1801) van Pieter van Woensel, waarin ironisch commentaar wordt geleverd op het reilen en zeilen van de Bataafse revolutiepolitiek. Via een brede culturele analyse van deze bronnen komen diverse aspecten van het satirische spel aan bod. Zo is er aandacht voor het vermogen van satire om specifieke personen te blameren en daarmee als een politiek wapen te fungeren. Ook de neiging van satirici om twijfel te zaaien over zowel hun boodschap als hun intentie, en daarmee het publiek te verwarren en soms ook te provoceren, wordt behandeld. Aan de rol van de persoon van de satiricus binnen het satirische spel is een apart hoofdstuk gewijd. Hetzelfde geldt voor de rol van de satirische techniek van de parodie en het vraagstuk van de daadwerkelijke maatschappelijke effecten die aan satire toegeschreven kunnen worden. Bij elkaar genomen bieden deze hoofdstukken een breed panorama van het verschijnsel satire en hoe dat in de late achttiende eeuw in Nederland in cultureel, mediaal, politiek en sociaal opzicht functioneerde.