Ontwikkelingen in het gebruik van Fries, streektalen en dialecten in de periode 1995-2011

De gegevens zijn afkomstig uit het cohortonderzoek PRIMA (metingen 1995 en 2001; zie o.a. Driessen e.a., 2002) en het cohortonderzoek COOL5-18 (meting 2011; zie Driessen e.a., 2012). Aan al deze metingen hebben steeds circa 400 basisscholen meegewerkt die representatief zijn voor alle basisscholen. Er is een selectie gemaakt van leerlingen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. De steekproeven tellen circa 6000 à 7000 leerlingen per meting. De ouders van de leerlingen in groep 4 (meting 1995) of groep 2 (meting 2001 en 2011) hebben een vragenlijst ingevuld met vragen over taalkeuzes.... Mehr ...

Verfasser: Driessen, Geert
Dokumenttyp: report
Erscheinungsdatum: 2012
Verlag/Hrsg.: Radboud University
Nijmegen
The Netherlands
Schlagwörter: dialect / Dutch / Fries / Frisian / streektaal / ontwikkeling
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-28639859
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://doi.org/10.5281/zenodo.10866407

De gegevens zijn afkomstig uit het cohortonderzoek PRIMA (metingen 1995 en 2001; zie o.a. Driessen e.a., 2002) en het cohortonderzoek COOL5-18 (meting 2011; zie Driessen e.a., 2012). Aan al deze metingen hebben steeds circa 400 basisscholen meegewerkt die representatief zijn voor alle basisscholen. Er is een selectie gemaakt van leerlingen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. De steekproeven tellen circa 6000 à 7000 leerlingen per meting. De ouders van de leerlingen in groep 4 (meting 1995) of groep 2 (meting 2001 en 2011) hebben een vragenlijst ingevuld met vragen over taalkeuzes. Vanuit het perspectief van de ouders is de vraag gesteld: ‘Welke taal spreekt u meestal met uw partner?’ Vanuit het perspectief van het kind zijn vier vragen gesteld: ‘Welke taal spreekt het kind meestal: a. met de moeder, b. met de vader, c. met broers en zussen, d. met vriendjes en vriendinnetjes?’. Er zijn twee categorieën gevormd: (1) Fries, een streektaal of Nederlands dialect, (2) Nederlands of een buitenlandse taal. Op basis van de provincie waarin de school is gevestigd zijn zes geografisch bepaalde taalgebieden onderscheiden: (1) Fries, (2) Nedersaksisch, (3) Limburgs, (4) Brabants, (5) Zeeuws, (6) Hollands. In de tabel hierna staan de percentages ouders en kinderen die Fries, een streektaal of dialect spreken, uitgesplitst naar jaar. In het bovenste deel van de tabel gebeurt dat per taalgebied afzonderlijk en onder in de tabel voor Nederland als geheel. In de figuren daarna worden de ontwikkelingen voor het het Fries, Nedersaksisch en Limburgs en voor het Fries, een streektaal of dialect in Nederland als geheel grafisch weergegeven.