De gezondheidszorg in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid tussen 1818 en 1859

De medische verzorging van de bedelaars en wezen in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid was veelzijdig, goed georganiseerd en in enkele opzichten zelfs vooruitstrevend. Daar lag echter geen filantropie aan ten grondslag maar welbegrepen eigenbelang. Dat is de conclusie van historica Miek Roelfsema-van der Wissel, die op 19 april in de medische wetenschappen promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aan het begin van de 19e eeuw kampte het Koninkrijk der Nederlanden met een ernstig armoedeprobleem, veroorzaakt door economische achteruitgang. Het groeiende aan... Mehr ...

Verfasser: Roelfsema-van der Wissel, Hermine Gertrude
Dokumenttyp: doctoralThesis
Erscheinungsdatum: 2006
Verlag/Hrsg.: s.n.
Schlagwörter: Proefschriften (vorm) / Gezondheidszorg / Maatschappij van Weldadigheid / 1800-1900 / Noord-Nederland / geschiedenis van de geneeskunde
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-27543329
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : http://hdl.handle.net/11370/fc4848ca-c3aa-41a0-827f-666718ac1499

De medische verzorging van de bedelaars en wezen in de Noord-Nederlandse koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid was veelzijdig, goed georganiseerd en in enkele opzichten zelfs vooruitstrevend. Daar lag echter geen filantropie aan ten grondslag maar welbegrepen eigenbelang. Dat is de conclusie van historica Miek Roelfsema-van der Wissel, die op 19 april in de medische wetenschappen promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aan het begin van de 19e eeuw kampte het Koninkrijk der Nederlanden met een ernstig armoedeprobleem, veroorzaakt door economische achteruitgang. Het groeiende aantal paupers werd gezien als een bedreiging van de orde, rust en veiligheid. Dat bracht de samenleving tot het besef dat armoedebestrijding niet alleen aan liefdadige instellingen kon worden overgelaten, maar dat het ook een taak was van de overheid. Vanuit de veronderstelling dat luiheid, drankmisbruik en verkwisting velen tot de bedelstaf had gebracht, werden na 1818 armlastigen op last van de overheid naar landbouwkoloniën in Noord-Nederland gedeporteerd. Deze koloniën werden geëxploiteerd door een particuliere instelling, de Maatschappij van Weldadigheid. Het zijn nog steeds bekende namen voor dorpen en justitiële inrichtingen: Willemsoord, Frederiksoord, Wilhelminaoord, Veenhuizen en Ommerschans. Medische zorg een noodzaak Aanvankelijk dienden de koloniën te worden bevolkt met uitsluitend fysiek en geestelijk gezonde armlastigen en er waren dan ook nauwelijks medische voorzieningen. Uit zuinigheid werd de geneeskundige zorg overgelaten aan ongediplomeerde medici en kwakzalvers. De gemeenten lieten hun gezonde armen liever werken in de eigen werkinrichtingen en daardoor werden de koloniën gedwongen om ook ondervoede, zieke en gehandicapte armlastigen op te nemen. Vanaf 1826 werd er een strak georganiseerd en veelzijdig gezondheidsapparaat opgezet om te trachten deze arbeidsongeschikten voor zover mogelijk weer gezond en dus productief te maken. Immers, de koloniën hadden arbeidskrachten nodig om rendabel te blijven. Ook ...