Perspectief op Nederlanderschap : het effect van de snelheid van naturalisatie

Op 28 juni 2016 heeft een meerderheid in de Tweede Kamer ingestemd met een wetsvoorstel ter verlenging van de naturalisatietermijn. Momenteel komen migranten na vijf jaar onafgebroken verblijf in Nederland in aanmerking voor naturalisatie. Voor migranten die sinds drie jaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben met een Nederlandse partner is alleen toelating en hoofdverblijf in Nederland vereist op het moment van naturalisatie. Het ingediende wetsvoorstel verhoogt de minimale verblijfstermijn naar zeven jaar en eist van migranten met een Nederlandse partner drie jaar onafgebro... Mehr ...

Verfasser: PETERS, Floris
SCHMEETS, Hans
VINK, Maarten Peter
Dokumenttyp: workingPaper
Erscheinungsdatum: 2017
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-27531741
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : http://hdl.handle.net/1814/50164

Op 28 juni 2016 heeft een meerderheid in de Tweede Kamer ingestemd met een wetsvoorstel ter verlenging van de naturalisatietermijn. Momenteel komen migranten na vijf jaar onafgebroken verblijf in Nederland in aanmerking voor naturalisatie. Voor migranten die sinds drie jaar getrouwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben met een Nederlandse partner is alleen toelating en hoofdverblijf in Nederland vereist op het moment van naturalisatie. Het ingediende wetsvoorstel verhoogt de minimale verblijfstermijn naar zeven jaar en eist van migranten met een Nederlandse partner drie jaar onafgebroken verblijf in Nederland. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de regering een verlenging van de verblijfstermijn beoogt omdat migranten na vijf jaar nog niet ‘tot de meest volledige vorm van participatie in de samenleving zijn gekomen.’ (Tweede Kamer, 2014). Ter ondersteuning verwijst de regering naar onderzoek dat uitwijst dat verblijfsduur een positief effect sorteert op de integratie van migranten. Ze concludeert als volgt: ‘Thans is het gevoelen dat een termijn van zeven jaar meer recht doet aan de gedachte dat een meer substantiële periode van verblijf en toelating vooraf dient te gaan aan de verlening van het Nederlanderschap.’