The Acquisition of the Dutch Plural

De ‘Words-and-Rules’ theorie (Pinker & Prince 1991, Clahsen, Rothweiler, Wöst & Marcus 1992, Pinker 1999) is in de jaren negentig ontwikkeld in een poging om een adequaat onderscheid te maken tussen regelmatige (‘productieve’) en onregelmatige (‘improductieve’) talige processen. De theorie richt zich met name op inflectie, wat traditioneel een centrale rol speelt in discussies over het genoemde onderscheid. De belangrijkste claims van de theorie, die als universalia beschouwd kunnen worden, zijn dat onregelmatige vormen opgeslagen liggen in het mentaal lexicon en dat regelmatige vormen... Mehr ...

Verfasser: Wijk, J. van
Dokumenttyp: Dissertation
Erscheinungsdatum: 2007
Schlagwörter: Letteren
Sprache: Englisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-27454103
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/19139

De ‘Words-and-Rules’ theorie (Pinker & Prince 1991, Clahsen, Rothweiler, Wöst & Marcus 1992, Pinker 1999) is in de jaren negentig ontwikkeld in een poging om een adequaat onderscheid te maken tussen regelmatige (‘productieve’) en onregelmatige (‘improductieve’) talige processen. De theorie richt zich met name op inflectie, wat traditioneel een centrale rol speelt in discussies over het genoemde onderscheid. De belangrijkste claims van de theorie, die als universalia beschouwd kunnen worden, zijn dat onregelmatige vormen opgeslagen liggen in het mentaal lexicon en dat regelmatige vormen het resultaat zijn van een regel die per ‘default’ een affix aan de stam plakt wanneer er geen geïnflecteerde vorm in het mentaal lexicon gevonden wordt. Deze claims zijn vooral gebaseerd op onderzoek naar meervouds- en verleden tijdsinflectie in het Engels en Duits. Data uit deze talen suggereren dat er één default is. Alle niet-opgeslagen meervouden in het Engels bijvoorbeeld krijgen een vorm van het affix –s, al of niet fonologisch gewijzigd, als in cat-[s] ‘katten’, dog-[z] ‘honden’ en bus-[Èz] ‘bussen’. Het Nederlandse meervoud kent twee affixen, -en en -s, die beide productief zijn. Beide affixen komen voor in contexten die typisch zijn voor defaultgebruik: nieuwe woorden (kepsen, flonkers), leenwoorden (liften, ciabatta’s), acroniemen (HATten, PABO’s) en namen (de Van Wijken, de Kuipers). Het idee om naar de verwerving van het Nederlands meervoud te kijken, vloeit voort uit de gedachte dat de claim van de ‘Words-and-Rules’ theorie dat er slechts één default is universeel is. Als dit correct is zouden kinderen die het Nederlands meervoud verwerven, ongeacht de input die ze krijgen, op zoek moeten gaan naar één default. In deze dissertatie wordt de ‘Words-and-Rules’ theorie getest met behulp van Nederlandse verwervingsdata. De resultaten laten zien dat de aanname van een unieke default niet door taalverwerving wordt ondersteund. Dat zal leiden tot een voorstel tot aanpassing van de theorie, zodat deze de begrippen ...