België en de Basken: de zaak Jauregui Espina als bewijs van het falende wederzijds vertrouwen: de Europese samenwerking in strafzaken onder druk?

Recent bevestigde het Belgische Hof van Cassatie een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep in Gent naar aanleiding van een gevraagde overlevering conform een door Spanje uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel. Deze overlevering werd door de KI van tafel geveegd met een motivering i.v.m. het wederzijdse vertrouwen in de eerbiediging van fundamentele rechten binnen de Europese samenwerking in strafzaken die bij menig pleitbezorger van deze samenwerking de wenkbrauwen zal doen fronsen. Dit artikel plaatst deze recente uitspraak binnen een Europese context, en tra... Mehr ...

Verfasser: Meysman, Michaël
Dokumenttyp: journalarticle
Erscheinungsdatum: 2014
Verlag/Hrsg.: Maklu
Schlagwörter: Law and Political Science / fundamentele procedurele rechten / wederzijdse erkenning in strafzaken / Europese tendensen
Sprache: Niederländisch
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-27321247
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://biblio.ugent.be/publication/5718782

Recent bevestigde het Belgische Hof van Cassatie een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling van het hof van beroep in Gent naar aanleiding van een gevraagde overlevering conform een door Spanje uitgevaardigd Europees aanhoudingsbevel. Deze overlevering werd door de KI van tafel geveegd met een motivering i.v.m. het wederzijdse vertrouwen in de eerbiediging van fundamentele rechten binnen de Europese samenwerking in strafzaken die bij menig pleitbezorger van deze samenwerking de wenkbrauwen zal doen fronsen. Dit artikel plaatst deze recente uitspraak binnen een Europese context, en tracht te achterhalen of er daadwerkelijk sprake is van een Europese tendens om niet langer blind te vertrouwen en fundamentele rechten succesvol in te roepen om samenwerking te weigeren. Deze zaak lijkt alvast in deze richting te wijzen wat de lidstaten betreft. Dit lijkt bovendien bevestigd te worden door recente uitlatingen binnen het Europese Hof van Justitie door de advocaten-generaal en de nieuwe procedurele wind die door de Unie voert via de Routekaart. Anderzijds blijkt het Hof heel wat terughoudender dan gedacht, waardoor een heldere en consistente lijn ten aanzien van de complexe relatie tussen vlotte Europese samenwerking in strafzaken en de eerbiediging voor de fundamentele rechten verstoken blijft voor lidstaten en betrokken personen. Bovendien lijkt de Unie zich met de procedurele Routekaart steeds verder weg te begeven van de samenwerking in strafzaken – nochtans een verdragsrechtelijk verankerde bevoegdheid – in ruil voor een harmonisatie van binnenlandse (minimum)standaarden. Een nobele beweegreden, maar in dit geval met het potentieel om het nodige vertrouwen en de garanties voor fundamentele rechten binnen de Europese samenwerking in strafzaken verder te compliceren of zelfs ondermijnen. Het recente arrest van het Hof van Cassatie toont aan dat het mensenrechtenvraagstuk een adequaat antwoord behoeft vanuit de Unie, niet enkel om de bescherming van de fundamentele rechten blijvend te garanderen en ...