Verbreiding van den scheepsbouw [in Nederland] in 1858 [en] 1906 : de teekens zijn geplaatst op de hoofdplaatsen van de gemeenten waartoe de fabrieken behooren

Na de korte bloeiperiode in de thematische kartografie ten tijde van Kuyper, Mees, en Staring rond 1860, duurde het tot rond 1910 voordat er weer iets nieuws op stapel werd gezet. Dat was dan de ‘Historisch-Economische Atlas’ van J.C.A. Everwijn, die in 1912 in Den Haag verscheen. Een opvallend kenmerk van deze atlas, waarvan de kaarten ontworpen zijn door H. Blink, de latere hoogleraar economische geografie in Rotterdam, is de vergelijkende methode, gehanteerd om er processen mee aan te kunnen geven. Dat is dus een nieuwe vorm van kaartvergelijking in de tijd, naast de vergelijking van twee v... Mehr ...

Verfasser: Everwijn, J.C.A.
Dokumenttyp: Buch
Erscheinungsdatum: 1912
Verlag/Hrsg.: Belinfante
Gebroeders
Schlagwörter: Sociale Geografie en Planologie / Aardwetenschappen
Sprache: unknown
Permalink: https://search.fid-benelux.de/Record/base-27155885
Datenquelle: BASE; Originalkatalog
Powered By: BASE
Link(s) : https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/13279

Na de korte bloeiperiode in de thematische kartografie ten tijde van Kuyper, Mees, en Staring rond 1860, duurde het tot rond 1910 voordat er weer iets nieuws op stapel werd gezet. Dat was dan de ‘Historisch-Economische Atlas’ van J.C.A. Everwijn, die in 1912 in Den Haag verscheen. Een opvallend kenmerk van deze atlas, waarvan de kaarten ontworpen zijn door H. Blink, de latere hoogleraar economische geografie in Rotterdam, is de vergelijkende methode, gehanteerd om er processen mee aan te kunnen geven. Dat is dus een nieuwe vorm van kaartvergelijking in de tijd, naast de vergelijking van twee verschillende thema’s opgenomen op hetzelfde moment, in één en dezelfde kaart, zoals Witkamp en Kuyper dat lieten zien (zie elders in deze collectie gedigitaliseerde thematische kaarten). Er is in Everwijns atlas bij negen kaartparen sprake van een vergelijking, voor een bepaald verschijnsel (achtereenvolgens textielnijverheid, leernijverheid, biernijverheid, tabaksnijverheid, olienijverheid, steen-, pannen- en tegelnijverheid, metaalnijverheid, scheepsbouwnijverheid en de Nederlandse koopvaardijvloot) van de situaties in 1858 en 1906. Er wordt voor het eerst met figuratieve symbolen gewerkt die proportioneel naar grootte, en kwalitatief naar vorm en kleur variëren. Daarnaast zijn er bewegingskaarten (bijvoorbeeld kaart II, waarop ‘het vervoer op de spoorwegen wordt aangegeven door een gekleurde strook, waarvan de breedte evenredig is aan de grootte van het vervoer’. In plaats van plaatsnamen paste Blink een getalcode toe, die voor alle 22 kaarten geldt. De atlas bevat verder geen verklarende tekst, maar in de bijbehorende boekwerken ‘Beschrijving van Handel en Nijverheid in Nederland’ (1911/12), waar de atlas het derde deel van vormt, wordt er wel naar de atlaskaarten verwezen. Blink was in deze periode ook de auteur van de in het ‘Tijdschrift voor economische en sociale geografie’ opgenomen kaarten met de spreiding van gewassen (stippenkaarten), van arbeidskrachten in landbouw en industrie, de omzet van veilingen en de ...