Dit proefschrift rapporteert, na een inleiding in het utiliteitsmodel van Brogden-Cronbach-Gleser, over drie empirische studies naar validiteit en utiliteit van concrete tests. Hoofdstuk 1, de inleiding, is theoretisch van aard; het beschrijft het BCG-utiliteitsmodel en de wijze waarop het model nuttig ingeschakeld kan worden bij het kiezen van een goed renderende selectiestrategie. Hoofdstuk 2 beschrijft een onderzoek naar de gelijktijdige validiteit bij 74 drukkers van de voormalige Staatsdrukkerij van een psychomotorische test, de Draaierstest. Hoofdstuk 3 rapporteert over een onderzoek bij 162 aspirant-agenten bij de Gemeentepolitie Amsterdam met de intelligentietest en persoonlijkheidsvragenlijst van de Rijks Psychologische Dienst. Hoofdstuk 4 is een verslag van een onderzoek bij de Belastingdienst met een minicursus/ arbeidsproef voor tekst- en dataverwerking. . Zie: Samenvatting.